direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: West-Graftdijk - Noorderstraat 76
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpWgNoorderstr76-VST1

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. een stolpwoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. water;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
  • c. een stolpwoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
  • d. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" zal tenminste één gevel van een hoofdgebouw in de gevellijn, dan wel ten hoogste 5,00 m achter de gevellijn, worden gebouwd;
  • e. het aantal woonhuizen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal bedragen;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
  • g. de voorgevelbreedte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15,00 m;
  • h. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 180 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een stolpwoning niet minder dan 150 m² en niet meer dan 300 m² mag bedragen;
  • i. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat indien een stolpwoning wordt gebouwd de bouwhoogte van de stolpwoning ten hoogste 12,00 m mag bedragen;
  • j. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45° en ten hoogste 60 m° bedragen.

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,00 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen ten minste 3,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen niet meer dan 6,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,00 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen ten minste 3,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen niet meer dan 4,50 m mag bedragen.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 sub c, d en e in die zin dat gebouwen ten behoeve van een hooi- of kaakberg, welke ten dienste staan van het wonen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een hooi- of kaakberg ten minste 3,00 m achter de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn zal worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van een hooi- of kaakberg tot de in de gevellijn of ten hoogste 5,00 m achter de gevellijn gebouwde gevel van het hoofdgebouw ten minste 3,00 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van een hooi- of kaakberg niet minder dan 30 m² en niet meer dan 65 m² bedraagt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van hooi- of kaakbergen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 3. de goothoogte van een hooi- of kaakberg mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een hooi- of kaakberg mag niet meer dan 12,00 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een hooi- of kaakberg zal ten minste 20° en ten hoogste 30° bedragen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep, zodanig dat:
    • 1. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 35% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.