direct naar inhoud van 7.2 Water
Plan: Dorpskernen 2011
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0458.GCDorpskernen2011-GC01

7.2 Water

7.2.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied wordt gevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud aan de riolering.

In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verwerkt in het plan.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/ kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. Binnen deze kaders nemen hoogheemraadschappen en gemeenten maatregelen om inwoners te beschermen tegen wateroverlast en de kwaliteit van het water te verbeteren. Het Waterplan heeft het motto 'Beschermen, benutten, beleven en beheren'.

Het provinciale Waterplan zet, in navolging van het rijksbeleid, in op het versterken van de Noordzeekust door verbreding van de kuststrook.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

De waterbeheerder en de gemeente streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het beleid is geënt op de filosofie van Waterbeheer 21e eeuw (WB21), waarbij onder andere rekening moet worden gehouden met de gevolgen van klimaatverandering. Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten hebben het beleid van WB21, naast het Europees beleid van de Kaderrichtlijn Water, omgezet tot afspraken in het Nationaal Bestuursakkoord Water.

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.

 

Het kerndoel is vierledig:

  • 1. het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
  • 2. de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar te houden;
  • 3. het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
  • 4. het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

Het Hoogheemraadschap hanteert bij zijn beleid te volgende uitgangspunten:

  • het beheersgebied van het Hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen;
  • dijkversterking blijft altijd mogelijk;
  • alles inwoners van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken beschermingsniveau tegen wateroverlast;
  • watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier;
  • problemen worden opgelost waar ze ontstaan;
  • met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan;
  • niet alles kan overal;
  • samenwerking staat centraal;
  • water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening;
  • het waterbeheer is toekomstgericht.

Op 18 november 2009 is de nieuwe Keur vastgesteld. De Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 vervangt de Keur van het Hoogheemraadschap uit 2006. Aanpassing van de Keur was noodzakelijk in verband met de inwerkingtreding van de Waterwet eind 2009.

De Keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de Keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen.

Belangrijkste wijziging in de Keur is dat voor verhardingstoenames boven de 800 m² nu ook volgens de Keur compenserende maatregelen uitgevoerd moeten worden.

7.2.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van droogmakerijen. Alle kernen zijn ontstaan op of aan de dijken van de waterstaatkundige (ring)vaarten, waarmee de droogmakerijen in vroeger tijden zijn drooggelegd. Droogmakerijen worden gekenmerkt door een lage ligging, een bodem van oude zeeklei, minder oppervlaktewater en strak gedimensioneerde wateraan- en afvoerstelsels.

Bodem en grondwater

Vanuit de omliggende hoger gelegen veenweidegebieden zijgt water weg (infiltratie-intensiteit circa 0,25 tot 0,5 mm/dag) naar de lager gelegen droogmakerijen. Het geïnfiltreerde water komt als kwel in de droogmakerijen naar boven. Naast deze zogenoemde lokale kwel staan de droogmakerijen via de ondergrond onder invloed van (boven)regionale kwel vanuit de kuststreek. Het kwelwater (zowel lokaal als regionaal) heeft een brak tot zout karakter en is voedselrijk door de onderliggende bodemlagen van veen en klei.

Centraal in het gebied ligt de grote droogmakerij de Schermer met rondom de Schermerringvaart. In het zuiden ligt nog een kleine droogmakerij de Noordeindermeerpolder. De kernen Stompetoren en Zuidschermer liggen geheel binnen de droogmakerij van Schermer, aan de Noordervaart respectievelijk de Zuidervaart, waarmee de Schermer destijds gefaseerd is drooggelegd. De ondergrond van beide kernen is, door de ligging in de droogmakerij, gunstiger voor stedelijke functies dan bij de overige kernen. Het maaiveld ligt op circa NAP -3,5 m, de drooglegging is relatief groot door een peilbeheer afgestemd op de agrarische functies, en door een draagkrachtige bodem van oude (zware) zeeklei.

De overige kernen liggen net aan de buitenzijde van de Schermerringvaart, in hoger gelegen poldergebied. Het maaiveld ligt op NAP -2 à -2,5 m. De drooglegging is klein en de bodem bestaat uit venige en zandige klei. Oterleek heeft een bodem van veen-op-zware klei.

Deze bodemtypen zijn (zeer) gevoelig voor bodemdaling. Als gevolg van drooglegging verdwijnt het veen door oxidatie, waardoor het veenweidegebied inklinkt. Het peilbeheer in de kernen wordt strak gevoerd, omdat weinig peilfluctuaties worden toegestaan: de drooglegging mag niet te klein zijn, om (grond)wateroverlast te voorkomen, en niet te groot om veenoxidatie en droogvallen van houten funderingen met bijbehorende schade te voorkomen. Met behulp van 'hoogwatersloten' wordt het peil constant gehouden en afgeschermd van het peilbeheer van het buitengebied. Rondom Schermerhorn en Driehuizen is het peilbeheer namelijk afgestemd op het natuurgebied van de Eilandspolder en de Polder Mijzen, waarbij de peilen extra hoog worden gehouden.

Dit peilbeheer maakt het noodzakelijk om in natte perioden veel water uit het gebied af te voeren en in droge perioden naar het gebied aan te voeren. Dit vindt plaats vanuit de ringvaart, dat een vast (en hoger) boezempeil heeft van NAP -0,5 m. Enerzijds gebeurt dit om het waterpeil in droge perioden te kunnen handhaven, anderzijds om de waterkwaliteit te kunnen beheersen (doorspoeling). Ook het water in de stedelijke gebieden wordt ten behoeve van de waterkwaliteit regelmatig ververst. Dit is onder andere noodzakelijk door vervuild water uit riooloverstorten bij hevige neerslag en diffuse verontreiniging uit het stedelijk gebied. Het ingelaten gebiedsvreemde boezemwater heeft echter een andere chemische samenstelling dan het water dat van nature in het gebied aanwezig is. Dit is nadelig voor de karakteristieke gebiedseigen ecologische kenmerken en (potentiële) natuurwaarden.

In natte perioden wordt overtollig water door neerslag en kwel uit het gebied afgevoerd en uitgeslagen door de poldergemalen. Stompetoren watert af in zuidelijke richting naar de Noordervaart, die het water uitslaat via het Beatrixgemaal. Zuidschermer watert af in zuidoostelijke richting naar het gemaal Juliana.

Oppervlaktewater

De oppervlaktewaterkwaliteit is over het algemeen in dit gebied matig tot slecht door een overschot van stikstof en fosfaat (door riooloverstorten, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, afspoeling van wegen, etc.) en door de aanvoer van zout uit de droogmakerijen.

Langs de Ringvaart van de Heerhugowaard ligt langs Oterleek tot aan Schermerhorn de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Volgens de functiekaart van het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 ligt op de hoofdwatergang ten noorden van Stompetoren ook een ecologische verbindingszone. Voorts liggen Oterleek, Schermerhorn en Driehuizen in gebieden met een hogere natuurwaarde volgens het type 'weidevogelrijke polder met natuurvriendelijke oevers'.

Van de overige dorpskernen behoort het water tot het stedelijk gebied. Gestreefd wordt door de provincie naar waterneutraal bouwen en ruimtelijke herinrichting benutten om tot afkoppeling van regenwater te komen.

Waterkeringen

Driehuizen, Schermerhorn en Oterleek liggen aan boezemwatergangen met bijbehorende boezemwaterkeringen. De waterstaatswerkzones van de boezemwaterkeringen in het plangebied zijn bestemd als 'Waterstaat - Waterkering', zoals aangegeven op de verbeelding. Daarnaast liggen naast de waterstaatswerkzones nog beschermingszones van 75 m aan weerszijden langs de contourlijn van de waterkeringen.

Ruimtelijke ingrepen, zoals graaf- en bouwwerkzaamheden in de waterstaatswerkzones van de boezemwaterkeringen, cultuurhistorische waterkeringen, tweede waterkeringen tegen de meren en polderkeringen, zijn vergunningplichtig op basis van de Keur van het Hoogheemraadschap en dienen te worden goedgekeurd door het Hoogheemraadschap.

Riolering

De kernen zijn grotendeels voorzien van een gemengd rioleringsstelsel, waarbij hemelwater wordt afgevoerd samen met het huishoudelijke afvalwater naar de RWZI. Bij hevige buien raakt het rioleringssysteem vol en treden de riooloverstorten in werking, die voedselrijk water afvoeren op het oppervlaktewatersysteem. In dat licht is het van belang dat eventueel aanwezige ongerioleerde lozingen worden gesaneerd. Sinds 2005 zijn ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater niet meer toegestaan. Alle percelen moeten zijn aangesloten op de riolering of moeten zijn voorzien van een IBA-systeem. De gemeente is tevens in het kader van de basisinspanning doende om maatregelen door te voeren die riooloverstorten terugdringen (door capaciteitsvergroting van de riolering of door aanleg van bergbezinkbassins).

Stedelijk water algemeen

Het streven is dat bebouwd gebied voor wat betreft de waterhuishouding meer zelfvoorzienend en minder afhankelijk wordt van de omgeving. Stedelijke gebieden mogen hun waterkwaliteits- en kwantiteitsproblemen niet langer afwentelen op het omringende buitengebied. Voor bestaand stedelijk gebied houdt dit in dat de waterafvoer uit dit gebied niet mag stijgen ten opzichte van de huidige situatie. Voor nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied (bijvoorbeeld herstructurering en inbreidingslocaties) dient in nauw overleg met de waterbeheerder gekeken te worden hoeveel waterberging noodzakelijk is.

Daarnaast dient in zowel bestaand als in nieuw stedelijk gebied zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de principes voor duurzaam stedelijk waterbeheer. Te denken valt aan afkoppeling10, (partieel) ophogen, vegetatiedaken, voorzieningen voor de opvang en conservering van regenwater, waterberging onder verhardingen zoals Aquaflow en tot slot de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Duurzaam stedelijk waterbeheer kan in belangrijke mate bijdragen aan een hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving.

Tevens dienen bestaande (diffuse) vervuilingsbronnen zoveel mogelijk te worden gesaneerd en mogen er geen nieuwe vervuilingsbronnen bijkomen. Bij nieuwbouw is het daarom van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen.

Afkoppelen hemelwater

Over het algemeen geldt dat zo min mogelijk hemelwater dient te worden afgevoerd naar het vuilwaterriool. Een surplus van hemelwater verstoort het zuiveringsproces van de RWZI en leidt tot riooloverstorten. Daar waar zich kansen voordoen in de komende planperiode dient daarom schoon verhard oppervlak te worden afgekoppeld naar het oppervlaktewater.

Verbeteren waterkwaliteit

Het provinciale Waterhuishoudingsplan geeft waterkwaliteitseisen aan voor oppervlaktewateren, afhankelijk van de toegekende functies. Het Hoogheemraadschap heeft de inspanningsverplichting alle werken, gerelateerd aan oppervlaktewateren, in relatie te brengen met de gestelde functie-eisen. In het waterbeheersplan is vastgelegd dat ernaar wordt gestreefd de normen te halen voor 2010. Om dit streven niet te frustreren, dient iedere ruimtelijke ingreep en lozing beoordeeld te worden op haalbaarheid van de functie-eisen.

Voor het waarborgen van de huidige waterkwaliteit en het benutten van kansen voor het verbeteren van de waterkwaliteit, hanteert de waterbeheerder met name de volgende uitgangspunten/randvoorwaarden:

  • doodlopende sloten (kopsloten) dienen te worden vermeden en waar mogelijk te worden opgeheven;
  • waterlopen waarop lozingen plaatsvinden dienen doorspoelbaar te zijn dan wel doorspoelbaar gemaakt te worden;
  • lozingen zullen getoetst worden op het effect op het oppervlaktewater.

Toekomstige situatie

Consoliderend plan

Voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak een consoliderend plan en biedt slechts ontwikkelingsmogelijkheden via een wijzigingsbevoegdheid.

Omdat het een consoliderend plan betreft zijn er weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en –beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, daar waar mogelijk toe te passen.

Concreet is het belangrijk om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Verder is het van belang dat wanneer het verhard oppervlak toeneemt, hiervoor gecompenseerd wordt in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Hierover dient tijdig overlegd te worden met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Onderhoud

De waterbeheerder streeft naar overname van het onderhoud van stedelijk water, zowel nieuw als bestaand. Rekening dient daarom te worden gehouden met de bijbehorende eisen van het Hoogheemraadschap. Het ruimtebeslag is het meest gunstig bij varend onderhoud. Uitgangspunt is hierbij een minimale doorvaarbreedte van de watergang van 6 m, waarbij rekening is gehouden met een diepgang van boten van 1 m en een vrij tracé van 300 m. In de komende planperiode moeten kansen worden benut om verbetering en mogelijkheden in dit licht te realiseren.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Het plan voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.