direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Dorpskernen 2011
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0458.GCDorpskernen2011-GC01

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2009 is voor het streekplan de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen. In de structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. Uitgangspunt hierbij is dat de provincie aangeeft en motiveert wat haar provinciale belangen zijn.

In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen.

Optimaal benutten bestaand bebouwd gebied

De Provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied, met name waar het gaat om bedrijventerreinen, ondergronds bouwen, hoogbouw, stationsomgevingen en knooppunten. Ontwikkelingen rond stations hebben een grote invloed op de benutting van het openbaarvervoernetwerk en dragen bij aan de bereikbaarheid binnen de provincie en die van de metropool. Door demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing en krimp, is in dorpen sprake van grote ruimtelijke, economische en sociale dynamiek, waardoor de identiteit van de dorpen onder druk komt te staan. De provincie wil een bijdrage leveren aan het versterken van de identiteit van de dorpen vanuit een duurzaam toekomstperspectief.

Bescherming van het buitengebied

Van nieuwe ontwikkelingen moet nut en noodzaak worden aangetoond. Vervolgens dient te worden aangetoond dat de betreffende ontwikkeling niet (geheel) door middel van verdichting, transformatie en herstructurering kan worden gerealiseerd. Wanneer een voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk is en verdichting niet mogelijk is, wordt nieuwe uitleg buiten het bestaand bebouwd gebied gerealiseerd. Ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied moeten voldoen aan eisen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en duurzaam bouwen. Nieuwe uitleg moet - op het juiste schaalniveau - de wateropgave, bereikbaarheid, (recreatieve) groenopgave, milieukwaliteit en het benutten van duurzame energie/duurzaam bouwen bevatten.

Samenvatting

  • Geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen zonder ontheffing van GS buiten bestaand bebouwd gebied (BBGNB) na advies van Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO).
  • Ontwikkelen op basis identiteit landschap/Landschaps DNA (inclusief aspect openheid), en dorpstypen/Dorps DNA, vastgelegd in nieuw beleidskader landschap en cultuurhistorie.
  • Ruimt-voor-Ruimteregeling.

Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (2010)

De doorwerking van de structuurvisie in bestemmingsplannen vindt plaats door middel van de provinciale ruimtelijke verordening. Deze verordening bevat algemene regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen en projectbesluiten.

In de provinciale verordening ligt het plangebied vrijwel binnen de contouren voor het bestaand bebouwd gebied. Een klein agrarisch perceel aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Cono valt buiten de contour. Hiervoor is een nadere onderbouwing opgesteld. Als er nieuwe stedelijke functies worden mogelijk gemaakt, moet er naast een bestemmingsplan ook een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. Daarnaast moet de toelichting van het bestemmingsplan ingaan op de afspraken die zijn gemaakt tussen regiogemeenten, wat betreft de woningbouwopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0458.GCDorpskernen2011-GC01_0002.jpg"

Conclusie

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen stedelijk gebied moeten open ruimten die een belangrijke bijdrage leveren aan de stedenbouwkundige of cultuurhistorische structuur worden gerespecteerd. Bij de verandering van bestaande stedelijke functies is het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit het uitgangspunt.

Er moet bij planontwikkeling rekening worden gehouden met aanwezige ecologische verbindingszones, invloed van ontwikkelingen op watersysteem en de visuele effecten van (hoge) nieuwbouw op het landelijk gebied. Daarnaast moet de regelgeving voor veiligheid, geluid, stank en luchtverontreiniging in acht worden genomen.

Voor de ontwikkeling van lokale bedrijven geldt dat er geen planologische reservering vastgelegd wordt. Per ontwikkeling wordt een individuele beoordeling uitgevoerd. Ontwikkelingen binnen landelijk gebied moeten worden voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.