direct naar inhoud van 2.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Dorpskernen 2011
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0458.GCDorpskernen2011-GC01

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied omvat de kernen binnen een conglomeraat van polders met verschillende hoogteligging, waterhuishouding en bodemsamenstelling, maar met een samenhangende geschiedenis.

Oorspronkelijk lag hier een groot veengebied, dat zich uitstrekte van de duinen tot de zandgebieden in Oost-Nederland.

Onder invloed van een stijgende zeespiegel en weersinvloeden, raakte het veengebied doorsneden met kreken en meren en loste het op in een reeks eilanden en schiereilanden. Ook menselijke invloed speelde een rol. De ontwatering ten behoeve van de akkerbouw had daling van het maaiveld (inklinking) tot gevolg, waarna de wassende wateren van de Zuiderzee en het IJ vrij spel hadden.

Als gevolg van de doorgaande bodemdaling moest de bevolking zich heroriënteren. Zij vestigden zich langs de dijken en legden zich toe op visserij, handel en turfsteken. Zo zijn de dijkdorpen ontstaan.

Behalve door inklinking en erosie werd het veengebied ook 'uitgehold' door turfwinning. Binnen het plangebied draagt vooral de Eilandspolder daar de sporen van, in de vorm van brede sloten, waarin zich nu weer veen ontwikkelt. De polder Mijzen is grotendeels van vervening gevrijwaard gebleven en heeft nog de oorspronkelijke verkaveling.

De Schermer was in dit veengebied een uitgestrekt meer, dat via het Alkmaardermeer in verbinding stond met het IJ in het zuiden en via een aantal kleinere kreken met de Zuiderzee in het oosten.

Al vroeg werd geprobeerd met dijken het water te weren en het resterende land te bewaren. De Westfriese Omringdijk, die ten noorden van de Schermer loopt, is in de 13e en 14e eeuw aangelegd ter bescherming van een groot deel van West-Friesland.

Een deel van het plangebied, het toenmalige meertje van Oterleek, werd door deze dijk gescheiden van de Schermer; het meertje werd in de 16e eeuw drooggelegd.

In 1635 is de Schermer drooggemalen; met de Beemster behoort de polder tot de monumenten van de Nederlandse ingenieurstraditie.

In 1664 werd de Noordeindermeer drooggelegd.

Verspreid over het sterk geometrische patroon van kavels, sloten vaarten, kwamen de boerderijplaatsen tot ontwikkeling. Binnen de droogmakerij ontstond op twee plaatsen komvorming, te weten Stompetoren en Zuidschermer.

De bodem van de droogmakerijen bestaat voornamelijk uit klei; daarop wordt zowel akkerbouw als veeteelt bedreven. De bodem van de overige polders bestaat uit veen; daarop is vrijwel alleen weiland mogelijk. In de Eilandspolder liggen natuurgebieden die zich op de voormalige weilanden hebben ontwikkeld.