Plan: | Uitwerkingsplan De Pauw fase 2b, 3 en 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0361.UP00101-0305 |
het Uitwerkingsplan De Pauw fase 2b, 3 en 4 met identificatienummer NL.IMRO.0361.UP00101-0305van de gemeente Alkmaar.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied.
een onderkomen dat is gevestigd in bestaande bebouwing, dan wel nieuw op te richten bijgebouwen, ingericht voor recreatief verblijf met een kortstondig karakter en ondergeschikt aan de woonfunctie.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
de vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een maximale waarde voor de geluidbelasting die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit tenminste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden.
een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 Wabo door het daarvoor aangewezen bevoegd gezag op grond van de Flora- en faunawet en/of een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, indien vereist, kan worden afgegeven.
al het constructiewerk dat in de ondergrond plaatsvindt, waaronder ook ondergronds wonen wordt verstaan.
bewoning die plaatsvindt in het kader van het houden van hoofdverblijf, dat inhoud dat ter plaatse van het hoofdverblijf gedurende het jaar of het grootste gedeelte ervan feitelijk wordt gewoond.
bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden en waarbij permanente bewoning niet is toegestaan.
de tijdelijke woonbehoefte die plaatsvindt in het kader van seizoengebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden.
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst.
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 2 m worden overschreden.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11.2 in acht genomen:
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, zoals botenhuizen.
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11.2 in acht genomen:
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11.1 en artikel 11.3 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen;
2. 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen;
3. 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen;
4. 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen;
worden toegelaten;
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken buiten een bouwvlak geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het bouwperceel mag bedragen.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
met dien verstande dat niet meer dan 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen, mag worden bebouwd;
5.2.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 11.2 in acht genomen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan dat als bijlage 1 bij de regels is gevoegd, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit aan:
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11.1 en artikel 11.3 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder e voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1, sub a, onder 3 en onder 4, zonder dat voor elke vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woning ten minste één parkeerplaats is aangelegd en in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Bij de toepassing van de afwijking van de gebruiksregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11.1 en artikel 11.3 in acht genomen, voor zover van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
De voor 'Waterstaat- Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – maar daarbij primair bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 onder c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 11.1 en artikel 11.3 in acht genomen, voor zover van toepassing. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
Afwijking als bedoeld in artikel 9.1 is slechts toegestaan, mits:
Bij de toepassing van algemene wijzigingsregels worden de regels als gesteld in artikel 11.1 en artikel 11.4 in acht genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijkte stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast, indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen, indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
Een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of een besluit tot wijziging kan uitsluitend worden verleend of toegepast, indien:
Op de voorbereiding van een besluit voor het opleggen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Uitwerkingsplan De Pauw fase 2b, 3 en 4